Voorbehoud van rechtswege voor nieuwe schade of verergering van de schade: artikel 6.37 Burgerlijk Wetboek

1.Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek: het nieuwe buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht

De wet van 7 februari 2024 tot invoeging van Boek 6 “Buitencontractuele aansprakelijkheid” steekt het aansprakelijkheidsrecht in een nieuw jasje. Boek 6 treedt in werking op 1 januari 2025 en luidt het nieuwe buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht in.

Boek 6 beoogt de modernisering van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. Het nieuwe buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht heeft een belangrijke impact op de verzekeringssector.
Hier leest u meer over één van de nieuwigheden van het nieuwe buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht (Boek 6 BW) die een impact hebben op de verzekeringssector.

2.Wettelijk voorbehoud voor nieuwe schade en verergering van bestaande schade

Artikel 6.37 BW introduceert een wettelijk voorbehoud voor nieuwe schade en verergering van bestaande schade bij benadeelden. Dit betekent dat iemand die al een schadevergoeding heeft ontvangen voor fysieke of psychische schade, alsnog een aanvullende vergoeding kan eisen voor nieuwe of verergerde schade. Dit kan echter alleen als deze schade nog niet eerder is meegenomen en redelijkerwijs niet bekend kon zijn op het moment van de rechterlijke uitspraak of buitengerechtelijke regeling. Het is belangrijk om te weten dat benadeelden niet geldig afstand kunnen doen van dit recht.

Boek 6 van het BW voorziet dus in een automatisch voorbehoud voor de gevallen genoemd in artikel 6.37 BW. Dit wijzigt de oude regeling, waarbij altijd een gerechtelijk voorbehoud nodig was, bijvoorbeeld op basis van een medisch deskundig verslag. Nu is een gerechtelijk voorbehoud niet meer noodzakelijk. De vordering voor aanvullende vergoeding op grond van artikel 6.37 BW valt onder de verjaringsregels van het gemeen recht. Dit betekent dat de vordering verjaart vijf jaar na de dag waarop de benadeelde kennis kreeg van de nieuwe of verergerde schade en de identiteit van de verantwoordelijke persoon. In ieder geval verjaart de vordering twintig jaar na het schadeveroorzakende feit.

Deze nieuwe regeling verhindert partijen niet om gebruik te blijven maken van het gerechtelijk voorbehoud zoals onder het oude recht. Dit voorbehoud betreft immers voorzienbare toekomstige schade waarvan de realisatie op het moment van evaluatie nog onzeker is. Het gerechtelijk voorbehoud heeft ook een verjaringstermijn die voordeliger is voor de benadeelde. Een vordering om over het voorwerp van het gerechtelijk voorbehoud uitspraak te doen, is ontvankelijk gedurende twintig jaar na de definitieve beslissing die het voorbehoud toestaat.

3.Gebruik van dadingen in aansprakelijkheidsverzekeringen en het recht op bijkomende vergoeding

De invoering van artikel 6.37 BW is ook van belang voor de verzekeringssector. Aansprakelijkheidsverzekeraars sluiten vaak dadingsovereenkomsten met benadeelden in het kader van een minnelijke regeling. Deze overeenkomsten beogen de volledige vergoeding van alle schadelijke gevolgen van het aansprakelijkheid veroorzakende feit. Verzekeraars formuleren deze dadingen vaak ruim om alle mogelijke schade te omvatten, inclusief toekomstige en onvoorziene schade. Dit kan echter nadelig zijn voor benadeelden die later geconfronteerd worden met nieuwe of verergerde schade waarvan zij op het moment van de dading geen kennis konden hebben.

Onder het oude recht waren er verschillende methodes om benadeelden in dergelijke scenario’s te beschermen. Artikel 6.37 BW biedt nu een wettelijke bescherming door te bepalen dat benadeelden niet langer geldig afstand kunnen doen van hun recht op bijkomende vergoeding in de gevallen voorzien in dit artikel. Verzekeraars doen er daarom goed aan om in dadingen de verschillende schadeposten afzonderlijk en duidelijk te specificeren. Zo kan nieuwe of verergerde schade eenvoudiger worden vastgesteld ten opzichte van de reeds vergoede schade.

Contacteer ons voor meer informatie.

Image by freepik.com